dinsdag 16 september 2008

Caestert-Atvatvca

Caestert-Atvatvca

In de vroegst bekende oorkonde van Nederland, gedateerd 723. januari 1, komt de naam "castrum Fethna" voor. Deze oorkonde is de eerste van een verzameling oorkonden, die - in afschrift uit de 12e eeuw - bewaard is o.a. in het "Liber Donationem" van het bisdom Utrecht:
723. januari 1. Karel Martel schenkt aan het klooster dat gebouwd is onder de muren van het castrum Traiectum, waarvan bisschop Willibrord beschermheer is, de baten van de fiscus van dat castrum, tevens de graslanden van Graveningo; evenzo de villa, ofwel castrum, "Fethna" genaamd, gelegen in de pago Nifterlaco met alle aanhorigheden, zowel van de villa Fethnam castro als van het genoemde Traiectum castrum. Akte opgemaakt te Herstal(1).

Zoals reeds opgemerkt is de oorkonde in afschrift bekend uit de 12e eeuw. Er zijn andere afschriften bekend uit de 12e eeuw, waarin in plaats van "Fethna", "Fetna", of "Fithna", staat. Van "Fethna" wordt vermeld dat het in de pagus "Nifterlaco" ligt. "Nifterlaco" wordt in een ander handschrift "Insterlaco" genoemd. Het klooster van Willibrord dat de schenking ontvangt, ligt in of bij het castrum Traiectum.
De oorkonde is opgemaakt te Herstal, 20 km ten zuiden van Traiectum-Maastricht.

Er van uitgaande dat Maastricht het "Traiectum van Willibrord" was, moeten we in haar omgeving het castrum Fethna vinden. Is dáár die naam, of een relict van deze naam, aanwijsbaar? In een tijdsbestek van tweeduizend jaar verandert veel, maar het is bekend dat plaatsnamen een taai bestaan kennen. Waar een castrum Fethna te zoeken in de nabije omgeving van het castrum Maastricht? De aanduiding "castrum" geeft misschien de eerste indicatie. Aan de Nederlands-Belgische grens, op een afstand van 4 km ten zuiden van Maastricht, ligt op het plateau van de Sint Pietersberg de hoeve "Caestert". Het zal overbodig zijn te zeggen dat deze naam is afgeleid van "castrum". In vroeger tijd leidde een oude weg van Maastricht over genoemd plateau langs "Caestert", via Nivelle en Herstal, naar Luik. Het vraagt enige fantasie om het landschap rond dit "Caestert" op het plateau van de Sint Pietersberg, nu volledig geïsoleerd door de afgravingen van de cementindustrie ten noorden, en het Albertkanaal ten zuiden, te zien als het vroegere "castrum Fethna". Toch zal bij nader onderzoek blijken, dat deze plek een zeer rijke historie kende, en naar we mogen veronderstellen de oorsprong vormde van de huidige stad Maastricht.

Caestert-Castra Caesaris

De ons bekende geschiedenis van "Caestert" gaat terug tot de eerste eeuw vóór onze jaartelling. De plek had - zeker in die tijd - een ideale strategische ligging. Aan de Maaszijde begrensd door de oostelijke zeer steile helling van de Sint Pietersberg, aan de westzijde door de helling van het Jekerdal. Ter hoogte van "Caestert" is de bergrug, gevormd door Maasdal en Jekerdal, vrij smal, niet meer dan ± 350 meter. Al in de eerste eeuw vóór Christus is een gebied van ± 20 hectare rondom de huidige hoeve "Caestert" aan noord-, west- en zuidzijde (aan de oostzijde bevindt zich de steile Maashelling) omgeven door een wal met gracht. Deze verschansing, gemaakt van hout en aarde, tekent zich nu nog af in het landschap (2) Dendrochronologisch onderzoek van de palen in de wal geeft de jaren 57 v.Chr. en 31 v.Chr (3).
Over de vraag of hier sprake is van het lang gezochte "Atuatuca", Caesars winterkamp in het gebied van de Eburonen, of van een later Romeins kamp, zijn de meningen verdeeld (4). In de omgeving stond Caestert bekend als “Castrum Césare”, zoals De Hurges, die in 1615 een reis maakt van Luik naar Maastricht, ons meedeelt (5). De Hurges is echter van mening dat, aangezien er meerdere Romeinse Caesars waren, het Romeinse kamp op Caestert niet perse dat van Julius Caesar hoeft te zijn.
Hechten we echter geloof aan wat Matthias Herbenus, kanunnik van Sint Servaas, in 1485 schrijft over de oorsprong van Maastricht, dan zouden we toch moeten concluderen dat er sprake is van Caesars vesting Atuatuca:

“Daar het immers de gewoonte is, dat steden een beetje roem voor zich opeisen wanneer ze door beroemde stichters gegrondvest zijn - zoals Constantinopel door Constantijn, Rome door Romulus - zo eist ons Maastricht de roem voor zich op gegrondvest te zijn door Julius Caesar die de stad heeft gesticht. Nadat hij namelijk Gallië en Germanië, na vele en grote gevechten onderworpen had, koos hij Maastricht uit als de meest geschikte plaats voor het overwinteren van zijn troepen. De zeer ervaren veldheer had immers ingezien, dat deze plek zichzelf beschermde en tegelijkertijd in overvloedige mate voedsel verschafte. Want aan de zuidkant heeft zij zonnige allerliefste bergweiden, bijzonder geschikt voor het weiden van lastdieren. Aan de west- en de noordkant strekken zich de zeer vruchtbare velden der landbouwers uit. Aan de oostkant stroomt de Maas, bruikbaar voor de meest verschillende behoeften, waaraan als in een halve cirkel een wal werd toegevoegd die de gehele legerplaats beschermend omringde.”(6)

Hier is sprake van een winterkamp uit Julius Caesars tijd, omgeven door een halfcirkelvormige wal, een kamp dat voor zijn troepen voldoende bescherming bood. Deze beschrijving kan niet verwijzen naar de laag gelegen, onbeschermde, oversteekplaats bij de Maas. Het al in de eerste eeuw vóór Christus door een wal met gracht omgeven Caestert, zeer strategisch gelegen op de heuvelrug tussen Maas en Jeker, komt wel in aanmerking. Dat dit winterkamp de door Caesar beschreven vesting “Atuatuca” is, waar Ambiorix een Romeins legioen en vijf cohorten volledig uitschakelde, wordt vrij algemeen aangenomen.
Atuatuca is, volgens Caesar, de inheemse benaming voor vesting. De Atuatuci, zegt hij (7), stammen af van de Cimbren en Teutonen die, na de Rijn te zijn overgestoken (omstreeks het jaar110 vóór Chr.), 6000 man achterlieten ter bewaking van hun bezittingen. Het leger dat verder trok werd verslagen en keerde niet meer terug. De achtergebleven Atuatuken moesten zich zien staande te houden in de gebieden van de Nerviërs en de Eburonen, stammen die aan de Atuatuken schatplichtig waren.
Volgens de Belgische historicus H. Schuermans waren in Caesars tijd langs het hele Maasdal op hoge, strategisch gelegen plaatsen, de versterkingen van de Atuatuken gevestigd (8). Juist daar waar een zijriviertje in de Maas stroomde. Al deze vestingen heetten "Atuatuca".
Schuermans meent dat het door Caesar genoemde woord "Atuatuca" uit de eigen taal van de Teutonen stamt. Zij moesten de achtergelaten bezittingen van hun volk bewaken en noemden zich in hun eigen taal: ad-veaht-ig, at- wacht-ik. Atuatuca is dus eigenlijk "At vatuca": ofwel "Ad vaga" bij Antonini, of het "At vaca" op de Peutingerkaart. In de zestiende eeuw wordt Atuatuca regelmatig gelezen als At Vatucum. (Zo ook op de kaart van Ortelius: “Belgii Veteris” 1584.)
Bij de Latijnse beschrijving van de stad Maastricht in het “Stedenboek” van Braun en Hogenberg (1581) vinden we een opmerkelijke notitie, waarschijnlijk afkomstig van Goropius Becanus (9). Er wordt verhaald dat de legerplaats “Vatucum”, na de rampzalige gebeurtenissen die daar waren voorgevallen, de Romeinen niet meer beviel; waarop zij het kamp na de dood van Caesar verplaatsten naar een plek aan de Maas genaamd “Caster”; met als gevolg de bouw van de brug en de stichting van de stad bij de oversteekplaats van de Maas, die de naam “Traiectum” kreeg. Goropius Becanus gaat er van uit, kunnen we aannemen, dat met Vatucum “Tongeren” bedoeld is, dat dus Caster een tussenstap zou zijn geweest.
Vast staat dat op Caestert al in de Romeinse tijd een legerplaats, een castrum, moet zijn geweest. Deze hoog gelegen vesting, zal de oorsprong zijn geweest van de latere stad Maastricht. Niet alleen de Atuatuci, ook de Romeinen hebben voor het plateau gekozen om hun kamp of castrum te vestigen. Die vesting werd mogelijk "Vatuca" genoemd, een naam die de inheemse bevolking bleef gebruiken om deze plaats aan te duiden. In de 1e en 2e eeuw na Christus, de periode van de "pax Romana" wanneer er rust en veiligheid heerst, vestigen zich steeds meer mensen bij de Maas-oversteekplaats, gelegen aan de voet van de berg. De nederzetting dáár groeit, zodat naast de naam “Vatuca”, die de oude bevolking bleef gebruiken als aanduiding voor de plaats, een tweede naam opkomt, "oversteekplaats", "Traiectum", die door de Galliërs gebruikt werd. De goed te verdedigen vesting op het plateau van de Sint Pietersberg is vooraf gegaan aan de zich later ontwikkelende nederzetting bij de oversteekplaats aan de Maas.



Beknopte geschiedenis van Caestert

De Belgische toponymist en historicus Jules Vannérus wijdt een uitgebreid artikel aan "Caestert" (10). Het zou niet zinvol zijn om zijn argumentatie en conclusies hier volledig weer te geven. We zullen ons beperken tot de belangrijkste feiten betreffende de historie van deze nu vrijwel verlaten plek.
Hoofdthema van Vannérus artikel is de verwijzing naar de passage uit de "Notitia Dignitatum" (begin 5e eeuw), waar onder de functionarissen van de provincie "Germania Secunda" genoemd wordt een "praefectus laetorum Lagensium prope Tungros". Vannérus veronderstelt dat de plaats waar deze "laeti" met hun families (naast soldaat waren de "laeti" kolonisten) gevestigd waren, "Caestert" en het omliggende gebied betrof.
Tussen Luik en Maastricht komt de plaatsaanduiding “lay”, in de betekenis van laga of laca veelvuldig voor langs de Maas en Vannérus veronderstelt dat de “laeti Lagensium” hun naam hieraan te danken hebben. Caestert en het plateau van de Sint Pietersberg als versterkt kamp, omringt door woonplaatsen in Maastricht, Lanay, Nivelle, Lixhe, Kanne, Eben en Emael. In grote lijnen het gebied tussen Maas en Jeker van Maastricht tot Haccourt. In dit gebied zijn vele graven uit de Merovingische periode gevonden; in de vitae van Lambertus en Hubertus speelt het een belangrijke rol. Verdere schriftelijke berichten uit die periode bezitten we niet.
In de Karolingische tijd heeft "Caestert" ook een rol gespeeld. Het verdelingsverdrag van Lotharingen, 870, werd zeer waarschijnlijk op "Caestert" gesloten. Lodewijk de Duitser bevond zich in Meerssen en Karel de Kale in Herstal. Beiden gingen elkaar tot halverwege tegemoet om het verdrag te sluiten dat de verdeling van Lotharingen regelde. Zij ontmoetten elkaar op een (voor)gebergte dat boven de Maas uitsteekt, "in procuspide super fluvium Mosam"; waarschijnlijk de burcht "Caestert". Vanaf dit hooggelegen punt is het Maasdal kilometers ver te overzien.
Daarna zijn er geruime tijd geen berichten over "Caestert" bekend, mogelijk dat het castrum verwoest is in de Noormannentijd. Blijkbaar komt "Caestert" later in bezit van de bisschoppen van Luik, getuige het eerstvolgende bericht. Volgens een charter, nog aanwezig in het rijksarchief te Luik, gedateerd 1126, schenkt bisschop Alberon 1, twee bunders grond aan de priester Bovon om er een klooster met kapel te bouwen, gewijd aan Maria Magdalena. De plek waar Bovon zijn klooster zal stichten wordt aangeduid als "de monte qui dicitur Castris".
In 1130 schenkt de priester Bovon klooster en kapel aan de monniken van Neufmoustier "supra fluvium Mosam in lnsula in loco qui apellator ad castra, in prospectu Traiectensis opidi". (Op het Insula boven de rivier de Maas op de plaats die "ad castra" genoemd wordt, in het zicht van de stad Traiectum). De abdij van Neufmoustier blijft in het bezit van "Caestert" tot 1356. Dan geeft zij het bezit in leen aan de heer van Eben-Emael, Bertrand van Liers. Deze bouwt er een burcht, die vrij belangrijk geweest moet zijn; er werden o.a. twee verdragen getekend, in 1376 en 1395, door de bisschoppen van Luik, bekend als de "Vrede van Castert".
De zoon van Bertrand van Liers schenkt vervolgens de burcht met aanhorigheden aan de abdij van St. Jacob te Luik. Voor de monniken, maar ook voor de prins-bisschoppen van Luik, was het een aangename verblijfplaats; voor de prins-bisschoppen een pleisterplaats wanneer zij voor belangrijke gebeurtenissen naar Maastricht togen. Gedurende de periode van de Franse revolutie wordt "Caestert" als kerkelijk goed onteigend en op 12 mei 1798 verkocht aan de weduwe Veugen-Loesbergs te Maastricht. In de 19e eeuw komt het kasteel in handen van verschillende eigenaren. Alfons de Bronckère bouwt in 1888 een nieuw kasteel naast het oude.
In 1936 worden dan kastelen, hoeve en omliggende grond aangekocht door de cementindustrie en aan derden verhuurd. Gedurende de eerste en tweede wereldoorlog waren er zelfs Duitse en Amerikaanse troepen gelegerd. Daarna raakte het hele domein steeds meer in verval en in 1970 tenslotte gingen beide kastelen in vlammen op. Behalve de monumentale, oude boerderij is er op die plek nu niets meer te vinden dat aan de rijke historie van "Caestert" herinnert.

Viltaburg

Volgens de Engelse schrijver Beda (± 720) werd Traiectum, de zetelplaats van Willibrord, in de oude taal van het volk “Viltaburg” genoemd. “Donavit autem ei Pippin locum cathedrae episcopalis in castello suo inlustri, quod antiquo gentium illarum verbo Viltaburg, id est oppidum Viltorum, lingua autem Gallica Traiectum vocatur” (Pippijn gaf hem als plaats voor zijn bisschoppelijke zetel zijn eigen befaamde castellum, dat in de oude taal van dat volk Viltaburg genoemd wordt, dat is het oppidum Viltorum, in de Gallische taal Traiectum genaamd).
De vraag blijft of de naam en de betekenis die Beda daaraan geeft, “het oppidum van de Vilten”, juist is. Iemand moet hem over die oude naam verteld hebben, hij is zelf nooit op het vasteland geweest.
Utrecht gaat er uiteraard van uit dat dit een oude naam voor Traiectum-Utrecht moet zijn geweest, maar lokaliseert Viltaburg in Vechten (± 5 km ten zuidoosten van Utrecht), dat door de Romeinen “Fectione” werd genoemd. Viltaburg is Vechten, en Vechten is ook castrum Fethna.
Er doen zich nogal wat problemen voor wanneer we Viltaburg in of bij Utrecht willen plaatsen. Hoe kon Utrecht (of Vechten) Pippijns befaamde castello zijn? Van Utrecht is omstreeks 700 niets bekend. Dat die plek voor de Franken iets betekende is uitsluitend afgeleid uit de brief die Bonifatius in 753 schreef aan de paus. In die brief wordt de Dagobertkerk van Traiectum vermeld, en men gaat er zonder meer van uit dat die kerk omstreeks 635 in Utrecht stond. Dat is zelfs niet mogelijk, aangezien de Dagobertkerk toen al immuniteit bezat, waarvoor zo vroeg alleen bisschopskerken in aanmerking kwamen. Er is geen enkel bericht bekend dat melding maakt van een castellum Traiectum-Utrecht in die tijd. Van een oppidum, normaal een hoog gelegen vesting, later met de betekenis van stad, kan te Utrecht ook geen sprake zijn. Een oppidum Viltorum is daar dan ook echt niet te verwachten.
De situatie ligt totaal anders in Traiectum-Maastricht. Maastricht is omstreeks 700 de belangrijkste stad in de regio. Luik en Aken moeten nog ontstaan. Dat deze stad, gelegen in het kerngebied van de Pippiniden, het befaamde castello van Pippijn was, is wel te verwachten. Maastricht was sedert de vierde eeuw bisschopsstad, dus de Dagobertkerk kan alleen in dát Traiectum gezocht worden.
Hoog op de Sint Pietersberg ligt de vesting Caestert, het oppidum Vatucum; aan de voet van de berg bij de Maasovergang, Traiectum. Dat de naam Viltaburg, het “oppidum Viltorum”, vertaald moet worden als het oppidum van de Vilten is nog maar de vraag. Er is in ieder geval niets bekend over een volk of stam van Vilten in de Romeinse tijd en lang daarna. Eerst door de oorlog die Karel de Grote in 789 voerde met de Welatabi, een Slavisch volk dat door de Franken Wilzi werd genoemd, horen we iets over Wilten of Vilten. Dat Viltaburg aan dit volk zijn naam te danken heeft kunnen we wel uitsluiten.
De volgende hypothese zou een verklaring kunnen geven voor de ontwikkeling van de naam. Mogelijk is het Teutoonse Vatuca door het omringende volk, de Eburonen of de Tungren, Vatucaburg genoemd, dat vervolgens verbasterd is tot Vataburg. Vataburg wordt dan weer het door Beda genoemde Viltaburg. Beda vertaalt deze naam naar het Latijn, oppidum Viltorum. Hieruit zijn later natuurlijk misverstanden ontstaan, omdat wij dat weer vertalen als het oppidum van de Wilten (11).
De naam Viltaburg moet juist zijn, want in zijn vita Gregorii noemt Ludger ook Viltaburg als een andere naam voor Traiectum. Hij kan dit bij Beda gelezen hebben, maar daar hij jarenlang in Traiectum gestudeerd heeft, moet hij geweten hebben of die naam inderdaad juist was. In officiële akten van Traiectum wordt Viltaburg gelatiniseerd tot castrum Vilta, of zoals in de oorkonde van 723, tot castrum Fithna.
Deze naam kan in oude, natuurlijk Latijnse, geschiedboeken van Maastricht in verschillende variaties voorgekomen zijn, en zou bekend moeten zijn gebleven.

Via (regia)

Natuurlijk moeten we ons afvragen of in Maastricht inderdaad nog iets bekend is van een andere, oudere naam, die gebruikt werd naast de naam Traiectum. Is er iets blijven hangen van de naam Viltaburg die Beda noemt, of van de Latijnse vorm castrum Vilta?
Het is interessant te lezen wat Herbenus over de oudste naam van Maastricht schrijft:
…“Ik ga dan nu een beschrijving geven van de werken die zich aan de overzijde van de rivier de Maas bevinden, in dat stadsdeel namelijk, dat in de volksmond Wijck genoemd wordt, wat schijnt te zijn ontleend aan de Latijnse benaming “vicus”. Deze interpretatie nu verklaar ik zó, dat die plek, vóórdat onze stad haar huidige uitgestrektheid gekregen had, misschien een boerendorp is geweest. Het staat immers vast uit oude geschiedboeken, dat onze stad na de komst van de heilige Servatius sterk vergroot en uitgebreid is met mensen, muren en gebouwen. Toendertijd was Wijck dan ook maar een boerendorp, maar nu is het een stadswijk, die echter haar oude naam heeft behouden, uit welke soortnaam door langdurig gebruik een eigennaam is ontstaan, een feit dat wij dikwijls bij de ouden aantreffen. Zo werd ook onze gehele stad door hen “Via Regia” genoemd, omdat Romeinse vorsten, d.w.z. de keizers en hun afgezanten, over deze weg trokken wanneer zij een reis maakten naar Tongeren, destijds een zeer beroemde metropool van Gallia Transalpina. Maar als zij dan aan de Maas kwamen - waar geen brug was - hadden zij een “trajectio” d.w.z. een veerpont nodig en om deze reden, nl. omdat men de rivier de Maas moest oversteken, heeft men de stad Traiectum genoemd, welke naam Julius Caesar - even beroemd door zijn welsprekendheid als door zijn moed - in zijn geschriften dikwijls gebruikt….

…Wanneer we ons dan mogen beroemen op hoge ouderdom, kunnen we het ervoor houden dat onze stad ongeveer 78 jaar voordat onze Heiland zijn menselijke gedaante aannam, gesticht werd. Indien we ons beroemen op de stichter, dan kunnen we de oorsprong terugvoeren tot Julius Caesar en mogen we geloof hechten aan de naamsafleiding, namelijk dat Maastricht genoemd is naar het overtrekken van de rivier de Maas, en dikwijls Via Regia genoemd werd.”(12)

Afgezien van de vraag of de zienswijze van Herbenus helemaal juist is, lijkt uit zijn verhalen toch iets van de vroegste geschiedenis van Maastricht door te klinken. Hij zal waarschijnlijk nog hebben kunnen beschikken over “oude geschiedboeken”, die wij nu niet meer kennen. Dat Caesar zijn winterkamp in Maastricht had, d.w.z. op Caestert, is zeer goed mogelijk, dit wordt zelfs door velen verondersteld. In 2008 zullen op Caestert weer opgravingen plaatsvinden, misschien volgen nieuwe gegevens.
Dat naast de naam Traiectum voor Maastricht nog een andere naam “Via” dikwijls genoemd werd, lijkt juist. Is het waar dat Maastricht het Traiectum van Willibrord was, dan moet de stad zeker tot ± 800 n.Chr. door het volk van de streek “Vilta” genoemd zijn. Einhard vermeldt nog in 830: “… het klooster van sint Servatius…, dat gelegen is op de oever van de rivier de Maas, in een handelsplaats die thans Traiectum heet… en zeer veel inwoners telt, voornamelijk kooplui”.(13) Misschien is “Via” een later niet meer begrepen verbastering van Vilta en werd “Via Regia” daarom verklaard als Koninklijke Weg.
Het bovenstaande levert natuurlijk niet het bewijs voor de plaats van Caesars winterkamp “At vatvca”, ook niet van de oudste naam “Vilta” voor Maastricht, maar versterkt wel de vermoedens betreffende de vroegste geschiedenis van Maastricht.

1.Muller Bouman: Oorkondenboek van het Sticht Utrecht, nr 35.
2.H. Roosens: Kanne, oude vesting, Archéologie 1973, p. 97.
Kanne, oude versterking, Archéologie 1975, pp. 90-91.
A.Wankenne: La Belgique au temps de Rome, p. 30, Presses universitaires de Namur 1979.
T. Panhuysen: Romeins Maastricht en zijn beelden, p. 30, Maastricht 1996.
3.E. Holstein: Mitteleuropaïsche Eichenchronologie, pp. 69-70, Mainz 1980.
4.Zie op internet, wikipedia: Atuatuca-De ligging van Atuatuca.
5.Philippe de Hurges: Voyage de Philippe de Hurges à Liège et à Maestrecht en 1615.
6.M. Herbenus: De Trajecto Instaurato, 1485. Vertaling M. van Heyst, Roermond 1985. 7.Caesar: De bello Gallico, II.29.
8.H Schuermans: Annales de la société archéologique de Namur, deel 21, 1895: les Aduatuques sur la Meuse, p.p. 245-286.
9.Johannes Goropius Becanus , geboren te Gorp bij Hilvarenbeek, (1519-1572). Humanist, medicus en taalgeleerde. Begraven in het Oude Minderbroedersklooster, het huidige Rijksarchief, te Maastricht.
10.Jules Vannérus: Le limes et les fortifications Gallo-Romaines de Belgique, pp. 228-254. 1942.
11.Vereniging van Naamkunde, 41e jaargang, 1965: Wiltenburg, de stad der Wilten? p. 47 e.v.
12.Waar wij rekenen 54 v.Chr., berekent Herbenus blijkbaar 78 v.Chr.
13.H. van Ommeren: Bronnen voor de geschiedenis van Maastricht in PSHAL, deel 127, 1991, nr 56. In de gesta van de abdij Fontenelle (± 835) wordt Viltaburg inderdaad als naam van Maastricht genoemd (daar waar zich het Servaasklooster bevindt). Mon. Germ. II, p.277.

1 opmerking:

Bjorn Witlox zei

Net uw weblog ontdekt. Zeer interessant en enorm veel leesmateriaal. Zodra ik na de vakantie op mijn werk weer achter de computer zit, ga ik het eens lezen. U hoort vast nog van mij.