De pagus Humerchie,
In tegenstelling tot vele andere namen die slechts een of tweemaal genoemd worden, komt de pagus of gouw Hugmerchi herhaaldelijk voor in vroege - over een groot gebied verspreid - bewaarde teksten. Meerdere malen wordt deze gouw genoemd in combinatie met een rivier de “Lagbeki”.
1. In zijn vita Gregorius, ± 760, zegt Ludger: de grens tussen de christelijke Fresonen en de heidenen ligt aan de oostelijke oever van de “Labeki” (M.G.S. 15,1, pag.71).
2. Ludger wordt bisschop over het westelijk gebied van de Saksen. Hij predikte in een gebied gelegen vanaf de oostelijke oever van de “Labeki”, in vijf gouwen hem door Karel de Grote aangewezen, namelijk: Hugmerchi, Hunusga, Emisga, Federitga en het eiland Bant (M.G.S. 2, pag.410). Ludger overleed in 809 als bisschop van Münster.
3. Bisschop Willehad, ± 780, kwam van de plaats waar Bonifatius vermoord werd, Ostrachië, stak de rivier de “Loveke” over, kwam bij een plaats die Humarcha heet. (M.G.S. 2, pag.378 e.v.).
4. Schenking aan het klooster Epternacum, 786: Aan de overzijde van de rivier de “Lauvichi”, in de pagus Hugumarchi, (Wampach, Grundherrschaft nr 96).
5. De “Lex Frisonum” noemt Friezen: inter Wiseram (Weser) et “Laubachi”, inter “Laubachi” et Flehi et inter Fli et Sincfalam (Zwin).
Dat Lagbeki of Labeki, Loveke (Lobeke) en Lauvichi (Laubichi) één en dezelfde rivier zijn, blijkt uit de telkens genoemde gouw Hugmerchi, of Humarcha, of Hugumarchi.
Deze gouw of mark heet m.i. nu de Hohe Mark (Hoge Mark), het gebied tussen Münster en de Lippe, in Münsterland. De “Lagbeki” is de Oude IJssel.
Voor de traditionele wetenschap is de Lagbeki de “Lauwers” in Friesland, Hugmerchi is “Humsterland” in Groningen. Het missioneringsgebied van Ludger zou dus gelegen hebben in de noordelijke streken van de huidige provincie Groningen. Wanneer we ons realiseren dat dit betekende, missionering omstreeks 760 in een nauwelijks bewoond kustgebied dat regelmatig overstroomde, lijkt twijfel aan deze visie gerechtvaardigd.
De gouw Hugmerchi, of Humerki, komen we weer tegen in een schenkingoorkonde uit 855:
De oorkonde van Folckerus, 855. (Excerpt)
“Ik, Folckerus, mij bewust van de vergankelijkheid van dit aardse leven, schenk voor mijn zieleheil en dat van mijn ouders, de aardse bezittingen die mij volgens erfrecht toekomen,
in pago Hamulande in comitatu Wigmanni, tevens in Batuve in comitatu Ansfridi, aan het klooster Werden, met alle gebouwen en aanliggende bossen, wateren, en bijbehorende weiden, gecultiveerde en ongecultiveerde gronden, evenals de horigen van beiderlei kunne, volgens de Ripuarische en de Salische wet evenals de Friese Ewa, in recht en eigendom van voornoemd klooster. Indien om enige reden genoemd klooster teniet zou gaan zullen alle goederen die overgedragen werden aan bovengenoemd klooster voor altijd overgaan naar het klooster van Bonifatius te Fulda.
Dit zijn de namen van de plaatsen van voornoemde erfgoederen,
In de pago die Felua genoemd wordt in de plaats Puthem etc….
In de pago die Flethetti genoend wordt in villa Hrara etc….
Item in insula Batue hoeven etc….
Item een opsomming van de erfgoederen van Folckerus die hij bezit in Frisia.
Item in de pago Kinhem in villa Obbinghem etc….
Item in de pago Westrachi in villa Sceddanvurthi etc….
In pago Humerki in villa Andleda etc….
Akte opgemaakt in de pago die Flethetti genoemd wordt, in de villa genaamd Hlara de zevende November. En in de pago genaamd Batue in de villa die Hlegilo genoemd wordt, de tiende November.
Anno Domini 855. Hildricus subdiaken heeft deze akte opgesteld en ondertekend. Getekend Folkeri.
Getekend Hilderic, Odo, Brodger, Engilrad, Odaccar, Thiatric, Vulfhelm, Athaward, Walthrabban, Thiadrad, Abbo, Egilbradt, Wiger, Sahsger”.
(Lacomblet: Urkundenbuch für die Geschichte des Niederrheins, pag.30).
Bij lezing van de oorkonde valt het volgende op:
Folckerus kondigt bij het begin van de oorkonde aan dat de bezittingen die hij gaat schenken gelegen zijn in de graafschappen van Wigman en Ansfried, respectievelijk Hamalant en Batuve. Dit geldt dus normaal gesproken voor de hele oorkonde. De tussengevoegde zin "Item een opsomming van de goederen van Folckerus die hij bezit in Frisia" is op deze plaats dan ook heel vreemd. De oorkonde is gesteld in de eerste persoon, “Ego Folckerus”
Alleen de zin “Item commentariolum de hereditate Folkeri quam habet in Frisia” is gesteld in de derde persoon. Deze zin is blijkbaar door een derde later tussengevoegd. Waarschijnlijk was dit een notitie boven of in de marge van het origineel, bij afschrijving door de kopiïst tussen de tekst geplaatst. Verwijderen we de zin uit de tekst en plaatsen we hem boven de akte, dan is de oorkonde logisch, en zonder tegenstrijdigheden.
De pagi Felua, Flethetti, het insula Batue, Kinhem, Westrachi, en Humerki liggen dus in de graafschappen van Wigman en Ansfried. Het geheel ligt in het ducatus Frisia. Het graafschap van Wigman, Hamulande, lag ten oosten van Nijmegen. Batuve, het graafschap van Ansfried, lag rondom Nijmegen.
De pagus Humerchie lag, moeten we aannemen, in het graafschap Hamalant.
Conclusie: De traditionele visie Kinhem is Kennemerland, Westrachi is de Friese Westergo en Hugmerki is Humsterland, is niet juist. In feite zijn geen gegevens bewaard gebleven, die deze visie kunnen staven.
maandag 24 december 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Boeiend verhaal en het gebruik van de citaten en het vermelden van teksten, maken het erg handig om zelf weer op onderzoek uit te gaan. Dergelijke artikelen stimuleren mijns inziens het wetenschappelijk debat. Zelf ben ik al enige tijd op zoek naar bronnen over Humsterland. Met name de oudste vermeldingen van het huidige Humsterland, waarbij onomstotelijk vaststaat dat er gesproken wordt van het gebied in het Groninger Westerkwartier. Ik ben benieuwd of die ook spreken van Humerchie.
Een reactie posten